Een handjevol verkenners?

In 1926 werd dr. J.G. Geelkerken, predikant te Amsterdam-Zuid, door de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland afgezet. Als nasleep daarvan ontstond een nieuw kerkgenootschap, de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband). Op zijn hoogtepunt kende dit kerkverband 26 kerken en 6 á 7.000 leden.

Van deze kerken bestaat een zonnig beeld. Ze vormden een proefpolder voor de oecumene, en verkenden een nieuwe manier van kerk-zijn.

Dit boek biedt een aanvulling, maar ook een correctie op dat beeld. Nieuw historisch onderzoek naar diverse facetten van het leven van deze kerken wijst uit dat de verhoudingen in deze kerken vaak moeilijk waren, de koers betwist en de financiële situatie penibel. De hereniging met de Nederlandse Hervormde Kerk in 1946 was een uitkomst voor het jonge kerkgenootschap. Vormde het ‘HV’ inderdaad een handjevol verkenners, een groep uitverkorenen onderweg naar het beloofde land?
Dit boek biedt een veelzijdig en grondig overzicht van de geschiedenis van deze kerken.

Dr. Maarten J. Aalders, Een handjevol verkenners? Het Hersteld Verband opnieuw bekeken
Uitgeverij De Vuurbaak bv, Barneveld (www.vuurbaak.nl) ISBN 978 90 5560 467 8, 344 pagina’s, met illustraties en dertien bijlagen

Klik hier: Een handjevol verkenners? Het Hersteld Verband opnieuw bekeken

Inhoud

  • Over de geestelijke wortels van de Beweging der Jongeren
  • J.C. Aalders als representant van de Beweging der Jongeren
  • Hendrik Jansen en zijn worsteling met het Schriftgezag
  • De start van Woord en Geest. Gereformeerd Weekblad
  • Woord en Geest in later jaren
  • What’s in a name? Over de naam van het Hersteld Verband
  • Een belijdende kerk? Het Hersteld Verband over de belijdenis
  • Het Hersteld Verband en de Duitse kerkstrijd in 1934
  • De kerkorde van het Hersteld Verband
  • De Oxford Groep
  • De hereniging met de Nederlandse Hervormde Kerk
  • Een handjevol verkenners? Het Hersteld Verband opnieuw bezien

De AD Chartas-reeks

De AD Chartas-reeks verschijnt onder auspiciën van het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken te Kampen.

Inleiding

In 1926 werd de Amsterdamse predikant dr. J.G. Geelkerken door de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, bijeen in Assen, geschorst.[i] Omdat hij zich daarbij niet neerlegde en zich gesteund wist door het grootste deel van zijn kerkenraad, kwam het tot een breuk en ging de kerk van Amsterdam-Zuid zelfstandig verder, buiten het verband van de Gereformeerde Kerken. Dit conflict is bekend geworden als het conflict over de sprekende slang. Geelkerken had in een preek enkele opmerkingen over Genesis 3 gemaakt die reden waren geweest voor een nader onderzoek naar zijn opvattingen. Maar op de achtergrond speelde veel meer. Geelkerken had een aanpassing van de (uitleg van de) Belijdenis bepleit, hij wilde tijdens de eredienst meer gezangen zingen dan toegestaan was en hij had een oecumenische instelling. Allemaal zaken die bij de hoofdstroom van de Gereformeerde Kerken gevoelig lagen. Hij was niet de enige die dit soort ideeën koesterde, zoals bleek na zijn afzetting. Bovendien had de gang van zaken nogal wat verontwaardiging gewekt. De jonge predikant van Oosterend bijvoorbeeld, J.J. Buskes jr., weigerde zich aan de synodale besluiten te conformeren en liet zich door de kerk van Amsterdam-Zuid beroepen.[ii] Een paar maanden later kwam ook een deel van de kerk van Zandvoort onder leiding van ds. H.C. van den Brink buiten het verband van de Gereformeerde Kerken te staan. De rebellerende kerken sloten met elkaar een verbond en gingen verder als Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband).[iii] Hun verbond hebben ze vastgelegd in een verklaring die beide kerken per 1 augustus 1926 deden uitgaan.[iv]

De Kerken van Amsterdam-Zuid en Zandvoort besluiten, dat zij, gezien hare geschiedenis tot op dit oogenblik, met elkander het kerkverband herstellen en dit verband zullen onderhouden in de eenheid der belijdenis, overeenkomstig de Drie Formulieren van Eenigheid en, wat de kerkregeering betreft, overeenkomstig de Kerkenordening van Dordrecht, laatstelijk herzien op de Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland gehouden te Utrecht in 1905; waarbij zij als bindend houden de bepalingen der Gereformeerde Generale Synodes tot en met die van Utrecht in 1923, evenwel zich voorbehoudend eene nadere beslissing omtrent de conclusie’s der Generale Synode van Utrecht in 1923, vervat in artikel 127 harer Acta. Voorts spreken de beide Kerken nadrukkelijk uit, dat zij van harte begeeren weder te worden opgenomen in het verband der Gereformeerde Kerken in Nederland, zoodra deze Kerken terugkeeren tot ongerepte trouw aan de Drie Formulieren van Eenigheid en onverzwakte handhaving der geldende Kerkenordening.[v]

Andere kerken die volgden, tekenden een soortgelijke verklaring. Op het hoogtepunt telde deze kerkengroep 26 kerken en 18 predikanten.[vi] Vanaf 1928 kende men een eigen kerkblad.[vii] Deze respons heeft Geelkerken en de zijnen teleurgesteld, aanvankelijk hadden zij hoop op veel groter aanhang. Vandaar ook de aanvankelijke benaming van de eerste landelijke samenkomsten, geen synode, maar classis.[viii] Pas in 1936, met de invoering van een nieuwe kerkorde, koos men voor de naam algemene vergadering. Al eerder bleek enige regionale organisatie wenselijk en in 1928 werden er zogenaamde kringen gevormd. Deze hadden een adviserende taak en kunnen beschouwd worden als deputaatschap van de classis.[ix]

Hoewel de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband) door G.F.W. Herngreen is beschreven, is er alle reden nogmaals aandacht te vragen voor deze kerkengroep.[x] Niet alleen was Herngreen betrokkene, maar ook kwam in 2001 het archief van Geelkerken voor onderzoek beschikbaar.[xi] Dit boek is een aanvulling op en een correctie van het boek van Herngreen.

De opstellen die hier bijeen zijn gebracht, zijn bijna alle eerder gepubliceerd. Vanzelfsprekend heb ik gebruik gemaakt van de gelegenheid om hier en daar kleine wijzigingen aan te brengen, in het laatste hoofdstuk waren de wijzigingen.

De eerste hoofdstukken betreffen de voorgeschiedenis. Daartoe wordt algemeen de zogenaamde Beweging der Jongeren gerekend, geen leeftijdsaanduiding, maar een mentaliteitsaanduiding.[xii] Mensen en thema’s die in deze beweging een rol speelden, keerden deels terug in het Hersteld Verband. J. Veenhof heeft deze beweging als volgt getypeerd: ‘Tegen het gangbare gereformeerde denk- en levensklimaat, dat vooral door accentuering van de leer en de antithese bepaald was, rezen bezwaren. Een aantal jongere predikanten (….) voerde het pleit voor een doorbreking van het verstard dogmatisme en voor een persoonlijker geloofsbeleving.’[xiii] Tot deze Jongeren worden behalve Geelkerken onder anderen ook gerekend J.C. Aalders, Joh.C. Brussaard, J.B. Netelenbos, J.G. Ubbink en B. Wielenga. Het eerste hoofdstuk gaat over de geestelijke wortels van deze beweging. Het tweede hoofdstuk gaat over J.C. Aalders, vaak genoemd als representant van deze beweging. Iemand die zeker ook een plaats moet krijgen in deze voorgeschiedenis is de predikant van Eindhoven H. Jansen, die in 1919 zijn taak in de Gereformeerde Kerken neerlegde en overstapte naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Ging het bij Aalders om de spiritualiteit, bij Jansen ging het om de visie op de Bijbel. Hij had moeite met de naïef-realistische lezing van het scheppingsverhaal. In hem wordt duidelijk dat Kuypers visie op de Schriftinspiratie niet langer onomstreden was, maar dat men daarvan niet straffeloos kon afwijken (hoofdstuk III). Beide thema’s, spiritualiteit en Schriftvisie, waren in het HV van groot belan

In de hoofdstuk IV en V komt het weekblad Woord en Geest aan de orde, waarvan Geelkerken samen met H.C. van den Brink, Joh.C. Brussaard en F.J.J. Buytendijk de redactie voerde. Dit Gereformeerd Weekblad, wat het blijkens zijn ondertitel wilde zijn, beleefde 15 jaargangen. Het werd gestart in beslist onderscheid van De Reformatie, het blad dat in eerste instantie bedoeld was als blad van de Jongeren, maar dat al snel niet bleek te zijn. Woord en Geest heeft een belangrijke rol gespeeld in het mobiliseren van de geesten, voor, tijdens en na de synode van Assen. De uitgave ervan moest in 1940 wegens gebrek aan belangstelling worden gestaakt.

De historicus die zich bezighoudt met de groepsvorming rondom Geelkerken komt voor de vraag te staan wat de juiste benaming is voor dit kerkverband. Vaak wordt het aangeduid als Hersteld Verband, soms afgekort tot HV. Officieel hield men welbewust vast aan de oude naam, Gereformeerde Kerken in Nederland, want dat waren het, althans, de eerste jaren. Op verzoek van minister van Justitie J. Donner werd een onderscheid aangebracht met de andere Gereformeerde Kerken en werd het uiteindelijk Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband). In hoofdstuk VI wordt hieraan aandacht besteed.[xiv]

Hoewel het Hersteld Verband zich aanvankelijk hield aan de Dordtse kerkorde, was al spoedig duidelijk dat aanpassing daarvan noodzakelijk was. Tijdens het werk daaraan stuitte de voorlopige classis op de vraag naar de grenzen van de oecumene (hoofdstuk VII). Een ander thema was dat velen in het Hersteld Verband onder invloed van de barthiaanse theologie een actuele prediking wensten. In het verlengde daarvan moet ook de betrokkenheid van het HV bij de Duitse Kerkstrijd worden gezien. Als enige van de kerken in Nederland sprak het HV zich in 1934 uit over de synode van Barmen-Gemarke en kwam het tot een steunbetuiging (hoofdstuk VIII). In 1936 aanvaardden de kerken hun eigen, nieuwe kerkorde, met zijn nadruk op de plaatselijke kerk typische gereformeerd, maar in de omgang met de Belijdenis veel vooruitstrevender dan de GKN (hoofdstuk IX). Een ander thema dat de gemoederen bezighield was de Oxfordbeweging, een van oorsprong Amerikaanse opwekkingsbeweging, later door haar stichter Frank Buchman omgedoopt tot Morele Herbewapening (hoofdstuk X).

Het Hersteld Verband werd voortdurend geplaagd door financiële zorgen. In feite was het niet levensvatbaar en in 1946 kwam het tot een hereniging met de Nederlands Hervormde Kerk. Men sprak over hereniging, want men zag zichzelf als de wettige voortzetting van de GKN en beriep zich dan ook uitdrukkelijk op de Acte van Afscheiding of Wederkeering, waarmee H. de Cock zich in 1834 van de Nederlandse Hervormde Kerk had losgemaakt.[xv] Het HV zelf heeft deze hereniging gezien als een bekroning van zijn oecumenisch streven, maar er is alle reden om dat beeld bij te stellen. Over de weg naar die hereniging gaat hoofdstuk XI.

In het XIIe hoofdstuk ga ik in gesprek met Herngreen en Buskes, die zo’n groot stempel op de beeldvorming van het HV hebben gedrukt. Was het werkelijk een ‘handjevol verkenners’?

Bijlagen completeren dit boek.


[i] Voor biografische gegevens verwijs ik in het algemeen naar D. Nauta e.a. (red.), Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme I-V (Kampen 1978-2006), Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers I-V (Haarlem 1984-1989) en andere biografische lexica. Over Geelkerken zie ook George Harinck (red.), De kwestie-Geelkerken. Een terugblik na 75 jaar (Barneveld 2001).

[ii] Zie over hem E.D.J. de Jongh, Buskes. Dominee van het volk. Biografie (Kampen 1998).

[iii] Voor de naam van dit verband van kerken zie men hoofdstuk VI.

[iv] Zie Overtoomsche Kerkbode. Officieel orgaan van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid (Overtoom), 1 augustus 1926.

[v] De synode van Utrecht (1923) handelde onder meer over het vrouwenkiesrecht en riep de kerken op te wachten totdat de synode uitspraak had gedaan. In Zandvoort en Brussel was aan vrouwen het kiesrecht reeds toegestaan.

[vi] Deze getallen gelden voor het jaar 1930. Zie verder bij Bijlage 11 en 12.

[vii] Het Kerkblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland (zooals die samenleven in Hersteld Verband).

[viii] Op voorstel van Van den Brink, HUA, AHV, 1, Notulen voorlopige classis, 28 december 1926, artikel 5. Van den Brink stelde voor dat de vergadering zich zou noemen ‘vergadering van de Classis Amsterdam, waartoe slechts twee kerken, die van Amsterdam-Groot en Amsterdam-Zuid zijn opgekomen, en die vergadert met haar buiten-kerken’. De aanduiding ‘voorlopig’ komt voor het eerst voor in de notulen van 13 maart 1928. De notulen van de eerste vergadering kennen als opschrift ‘Notulen van de eerste classicale vergadering der Gereformeerde Kerken in hersteld kerkverband…’ Zie ook Woord en Geest, 31 december 1926, ‘Classisvergadering van de Geref. Kerken binnen het herstelde kerkverband’, in de rubriek Kerknieuws.

[ix] HUA, AHV, 1, Notulen voorlopige classis, 12 juni 1928, artikel 37, 11 september 1928, artikel 9, en 11 december 1928, artikel 9. Een bijbehorende rapport trof ik aan in het archief van de Gereformeerde Kerk (HV) Den Haag, HDC, no 101, inventarisnummer 15. Daarin is sprake van ‘classesplitsing’, naast de voorlopige classis Amsterdam zou er ook een voorlopige classis Haarlem komen. Zo ver kwam het dus niet. Een nieuw rapport (t.a.p.) kwam op 11 december aan de orde. Daarin is sprake van drie kringen: de kring Amsterdam, de kring Rotterdam en de kring Utrecht. Die indeling werd overgenomen. Later is er ook sprake van de ring Leeuwarden.

[x] G.F.W. Herngreen, Een handjevol verkenners. Ontstaan en geschiedenis van het HV. De Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband (Baarn 1976). Het archief van deze kerken berust bij Het Utrechts Archief, Archief van de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband. Afgekort HUA, AHV, gevolgd door een inventarisnummer en een korte omschrijving van de inhoud daarvan. Eventueel volgt dan nog een artikelnummer, maar dat werd niet in alle notulen aangebracht.

[xi] Het archief van J.G. Geelkerken berust bij het HDC. Daarvan is een plaatsingslijst gemaakt. Ik verwijs er als volgt naar: AG (Archief Geelkerken), gevolgd door het nummer van de betreffende doos, gevolgd door een aan de plaatsingslijst ontleende omschrijving van de betreffende map.

[xii] Over deze beweging D. Th. Kuiper, De voormannen. Een sociaal-wetenschappelijke studie over ideologie, konflikt en kerngroepvorming binnen de gereformeerde wereld in Nederland tussen 1820 en 1930 (Meppel/Kampen 1972) 252-299, later opnieuw uitgegeven als ‘Gefnuikte vernieuwing. De ‘beweging der jongeren’ in de Gereformeerde Kerken in Nederland in de periode 1910-1930’, Jaarboek voor de Geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1 (1987) 57-87 (JGGKN) = D.Th. Kuiper, Tussen observatie en participatie. Twee eeuwen gereformeerde en antirevolutionaire wereld in ontwikkelingsperspectief (Hilversum 2002) 123-152. Zijn visie werd enigszins gecorrigeerd door George Harinck, De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven 1920-1940 (Baarn 1993) 25-37.

[xiii] J. Veenhof, Revelatie en inspiratie. De Openbarings- en Schriftbeschouwing van Herman Bavinck in vergelijking met die der ethische theologie (Amsterdam 1968) 610.

[xiv] Waar in dit boek GKN staat wordt altijd bedoeld de Gereformeerde Kerken in Nederland.

[xv] Afgekort tot NHK.

Wat is het licht dat stervenden begroet? Ik wéét het niet, er zijn geen zekerheden. Maar twijfelloos wordt door mijn hart beleden Dat God daarin zijn kinderen ontmoet Uit: W.A.P. Smit, Ontmoeting met de dood